Vlaanderen en Wallonië zijn kwaliteitslabels. Die kwaliteit uitdragen is geen aanval, maar zou een evidentie moeten zijn

"Dit land wordt er niet sterker op wanneer iedereen precies hetzelfde gaat doen. Wel wanneer we de verschillen erkennen en die gebruiken om ons allemaal te versterken. Daar gaat confederalisme over", schrijft Kamerlid Sander Loones op knack.be.

In Benidorm feesten aan de Costa Blanca of een glaasje rosé aan de Côte d’Azur. Wandelen aan de wilde Bretoense kust of verdwalen in de duinen van Zeeland. De krijtrotsen van Picardië of onze eigen Vlaamse kust. Zalige plekjes. Elk met hun eigen identiteit en authenticiteit. Net als de Franse, de Waalse én de Vlaamse Ardennen.

Een evident kwaliteitslabel

Waarom wordt eigenheid, identiteit en soevereiniteit op zoveel plaatsen ongedwongen gevierd? En wordt het bij ons weggeparkeerd als kleingeestig. Waarom bejubelen we de Schotse cultuur, whisky, doedelzak en stoere strijdlust inbegrepen? Maar vinden velen onze Waalse en Vlaamse fierheid maar minnetjes. Waarom durven we gewoon onszelf niet te zijn? Overtuigd, ongedwongen en open.

Toen ik vorige week een krantenkop bewerkte van “Belgische” naar “Vlaamse” kust, gingen sommigen op hun achterste poten staan. Terwijl ik er uitdrukkelijk bij schreef dat iedereen evident welkom is bij ons aan zee. Ik ben opgegroeid en woon aan de Vlaamse kust. Gastvrijheid zit in onze genen. Tegelijk hoor ik elke dag waarom mensen kiezen om hun vakantie aan ‘t strand door te brengen. Niet om een zoveelste kopie te ondergaan van wat ze thuis al kennen. Wel om iets typisch te ontdekken. Jij wil op reis toch ook iets nieuws beleven?

Door de streekeigen Vlaamse en Waalse identiteit gastvrij uit te dragen, versterken we net de toeristische aantrekkelijkheid. Onze Vlaamse kust is er één voor meerwaardezoekers. Net zoals ik in Wépion niet wil smullen van duinenasperges, maar van heerlijke streekeigen aardbeien. En ik er wil ondergedompeld worden in 't Frans, idealiter zelfs doorspekt met smakelijk dialect.

Trots zijn op de eigen lokale, provinciale of regionale identiteit zou los moeten staan van elk politiek statement. Het zou een evidentie moeten zijn. Wat we zijn, wie we zijn, omdat het onze gemeenschap vormt en ons geborgenheid biedt in een snel veranderende wereld.

Identiteit en beleid

Als overtuigd nationalist draag ik onze Vlaamse identiteit alvast met trots. En als een vanzelfsprekendheid. Niet omdat die ons opsluit, maar net omdat die een venster en een deur biedt naar de wereld. Wie zichzelf kent, kan de ander intenser ontmoeten. Meer dan ooit is dit noodzakelijk in tijden van migratiecrisissen, Europese onzekerheid en wereldwijde spanningen.

Het maakt me tegelijk kwaad wanneer opiniemakers en politici de identiteit en de kracht van Wallonië ontkennen. Ik geloof in het Waalse kunnen en in opwaartse sociale mobiliteit. Waarom zou in Wallonië niet mogelijk zijn, wat elders in Europa wel succesvol lukt? Of blijven resultaten hangen net omdat de kracht van de Waalse fierheid niet ten volle wordt benut?

Ik begrijp Paul Magnette wanneer hij het verzet voert tegen het CETA-vrijhandelsverdrag met Canada. Inhoudelijk deel ik zijn standpunt niet, maar ik respecteer dat de stem van 3,6 miljoen Walen in het internationale debat moet worden gehoord. Dat Mr. Magnette met zijn verhaal bovendien de Waalse trots uitdraagt, kan ik enkel aanmoedigen. Met ons confederalisme zou hij zijn standpunt zelfs rechtstreeks aan de Europese tafel verdedigd kunnen hebben. Nu kon hij enkel wat brullen aan de zijlijn.

Ik breng hulde aan Maxime Prévot wanneer die de bedelende hand van Elio Di Rupo wegslaat. De oud-Belgische premier smacht naar een nieuwe stroom Vlaamse centen. De cdH voorzitter roept daarentegen op tot Waalse daadkracht. De financieringswet is vandaag al royaler voor Wallonië, maar toch voorspellen Franstalige economen dat het kindergeld er binnenkort misschien niet meer kan worden uitbetaald. Hard werken, verantwoordelijkheid nemen voor eigen rekeningen, met garantie op een warme en correcte solidariteit tussen de deelstaten, daar staat ook de N-VA voor. Dat zal u in onze confederale plannen lezen. Zwart op wit.

Ik leef mee ook met de Waalse kiezers die het beleid willen krijgen waarvoor ze hebben gestemd. In die overtuiging is het zelfs logisch dat Di Rupo en Magnette de PTB het hof blijven maken om samen een linkse regering op de been te brengen. Alleen begrijp ik niet waarom ze in één adem ook de CD&V en de OpenVLD proberen te verleiden om federaal te depanneren met een noodregering. Het is logisch dat Franstaligen niet opnieuw bestuurd willen worden door een centrumrechtse regering, maar er is geen enkele democratische legitimiteit om de Vlamingen dan maar een belastingregering op te dringen die bovendien zelfs niet gesteund zou worden door een Vlaamse meerderheid.

Dat federale dupespel is democratisch gewoon niet correct. Met ons confederalisme maken we dat zelfs onmogelijk. Dan krijgt elke deelstaat de kans om te besturen met eigen recepten, en met grote democratische legitimiteit.

Vlaanderen en Wallonië zijn kwaliteitslabels. Die kwaliteit uitdragen is geen aanval, maar zou een evidentie moeten zijn. Zeker wie de Belgische diversiteit koestert, zou net dat moeten erkennen. Dit land wordt er niet sterker op wanneer iedereen precies hetzelfde gaat doen. Wel wanneer we de verschillen erkennen en die gebruiken om ons allemaal te versterken. Daar gaat confederalisme over. Van de Waalse Ardennen tot aan de Vlaamse kust.

---

Une traduction Française est apparue dans lalibre.be. 

---

Début juin, l’élu nationaliste plaidait pour l’utilisation de l’expression "Vlaamse Kust" plutôt que "Belgische Kust". Vivement critiqué, il argumente sa position et répond à ses détracteurs ce lundi dans "La Libre".

Faire la fête à Benidorm sur la Costa Blanca ou boire un petit rosé sur la Côte d’Azur. Se promener le long de la côte sauvage de Bretagne ou s’égarer dans les dunes de Zélande. Les falaises blanches de Picardie ou notre chère côte flamande. Autant d’endroits magnifiques, chacun ayant sa propre identité et son authenticité. Tout comme les Ardennes françaises, wallonnes et flamandes.

Un label de qualité évident

Comment se fait-il que certains célèbrent spontanément l’unicité, l’identité et la souveraineté dans autant d’endroits, alors que chez nous, ce serait le signe d’une étroitesse d’esprit ? Pourquoi louons-nous la culture écossaise, son whisky, sa cornemuse et sa combativité, alors que beaucoup ne semblent pas apprécier la fierté wallonne ou flamande ? Pourquoi n’osons-nous pas être simplement nous-mêmes ? Résolus, libres et ouverts.

Quand j’ai remplacé côte "belge" par "flamande" sur une couverture de journal la semaine dernière, les réactions de personnes offusquées ont été nombreuses. J’avais pourtant clairement écrit que chacun était bien évidemment le bienvenu à la mer.

J’ai grandi et je vis à la côte flamande. L’hospitalité est inscrite dans nos gènes. Et tous les jours, j’entends des visiteurs expliquer pourquoi ils passent leurs vacances à la plage. Et ce n’est certainement pas pour y découvrir une énième copie de ce qu’ils ont déjà chez eux. Ils veulent quelque chose de typique. Si l’on voyage, c’est avant tout pour découvrir quelque chose de nouveau.

En promouvant les identités propres flamande et wallonne de manière ouverte, nous renforçons leur attractivité touristique. Notre côte flamande doit offrir une valeur ajoutée à ses visiteurs. Comme je ne veux pas manger d’asperges à Wépion, mais de savoureuses fraises, typiques de la région. Et je veux y être accueilli en français, et pourquoi pas immergé dans un savoureux dialecte.

Être fier de son identité locale, provinciale et régionale ne doit pas être une affirmation politique. Ce devrait être une évidence. Ce que nous sommes, qui nous sommes constituent notre communauté et nous offrent un refuge dans un monde en évolution rapide.

Identité et politique

En tant que nationaliste convaincu, je porte notre identité flamande avec fierté. Et comme une évidence. Non parce qu’elle nous enferme, mais parce qu’elle est au contraire une porte et une fenêtre sur le monde. Il faut se connaître soi-même pour mieux découvrir l’autre. En ces temps de crises migratoires, d’incertitude au niveau européen et de tensions mondiales, c’est une nécessité absolue.

Je n’aime pas non plus lorsque des leaders d’opinion et responsables politiques sous-estiment l’identité et la force de la Wallonie. Je crois en la capacité de la Wallonie et en la mobilité sociale ascendante. La Wallonie est capable de réaliser ce que partout en Europe les autres régions parviennent à faire. Ou est-ce que les résultats font aujourd’hui défaut précisément parce que la force de la fierté wallonne n’est pas pleinement exploitée ?

Je comprends Paul Magnette lorsqu’il s’oppose au traité de libre-échange CETA avec le Canada. Si je ne partage pas son point de vue sur le fond, j’admets que la voix des 3,6 millions de Wallons doit être entendue dans le débat international. Je ne peux qu’encourager M. Magnette quand il défend ainsi la fierté wallonne. Dans notre modèle confédéral, il aurait même pu défendre son point de vue directement à la table politique européenne. Ici, il n’a pu taper du poing sur la table qu’en marge.

Je félicite Maxime Prévot qui a refusé la main quémandeuse d’Elio Di Rupo. L’ancien Premier ministre rêve d’un nouvel afflux de fonds flamands. Le président du CDH appelle quant à lui à l’action en Wallonie. Si la loi relative au financement est très généreuse pour la Wallonie, des économistes francophones pensent néanmoins que les allocations familiales ne pourront peut-être bientôt plus y être payées. Travailler dur, être responsable de ses propres comptes, avec la garantie d’une solidarité cordiale et correcte entre les entités confédérales : voilà ce que défend aussi la N-VA. Ces principes sont inscrits dans nos plans pour le confédéralisme. Noir sur blanc.

Je comprends également les électeurs wallons qui souhaitent voir appliquer la politique pour laquelle ils ont voté. Il est normal que les francophones ne souhaitent pas de nouveau être dirigés par un gouvernement de centre droit alors que la Wallonie a clairement opté pour la gauche, voire la gauche radicale. Au cours des dernières années, la Wallonie a dû subir une politique pour laquelle à peine 25 % des électeurs wallons avaient voté. Ce n’est pas durable d’un point de vue démocratique. Et ce ne sera plus possible dans notre modèle confédéral. Chaque entité pourra alors appliquer ses propres recettes.

La Flandre et la Wallonie sont deux labels de qualité. Mettre en avant cette qualité n’est pas une attaque politique, mais une tentative d’attirer l’autre. Quiconque chérit la diversité belge ne peut qu’être d’accord. Ce pays ne sera pas plus fort si chacun fait exactement la même chose. Nous devons au contraire reconnaître nos différences et les exploiter afin de tous nous renforcer. Telle est l’essence du confédéralisme. Des Ardennes wallonnes à la côte flamande.