U bent hier
4 Vragen aan Sander Loones

Interview gupubliceerd in De Tijd | 23 februari 2016
4 Vragen aan Sander Loones Europees Parlementslid en ondervoorzitter N-VA
1) De N-VA behoort tot dezelfde fractie als de Britse tories. Hoe belangrijk is het voor jullie dat een brexit wordt vermeden?
‘Het is aan de Britten om te stemmen, maar we vinden het zeer belangrijk dat het Verenigd Koninkrijk lid blijft van de EU. Het is een deel van het politieke evenwicht, dat wordt gevormd door het staatsinterventionistische Frankrijk, het federalistische Duitsland en het vrijemarktgezinde VK. Ook geopolitiek en qua militaire macht is het VK belangrijk.’
2) De N-VA was vrijdagnacht de eerste om de deal ook inhoudelijk te steunen. Waarom?
‘Omdat we het akkoord interessant vinden voor Vlaanderen. Op meerdere punten mag het zelfs wat meer zijn. We steunen de plannen voor meer concurrentiekracht en minder bureaucratie en we zijn voor het principe dat de nationale parlementen een rode kaart kunnen trekken tegen EUplannen voor wetgeving.’
3) De N-VA wil ook de kinderbijslag beperken, net zoals het VK dat mag. Waarom?
‘We vinden het een goed idee om de kinderbijslag te beperken voor wie hier werkt maar de kinderen opvoedt in een land waar het leven goedkoper is. Omdat we socialezekerheids-migratie willen tegengaan, maar ook omdat dat logisch is. Kindergeld dient om kinderen op te voeden. Als dat goedkoper kan omdat iemand in een goedkoper land woont, waarom dan niet?’
4) Heeft David Cameron een bredere discussie geopend over de grenzen van de sociale zekerheid?
‘Ik denk het wel. Ook Merkel wil nu het kindergeld beperken voor wie zijn kinderen elders opvoedt en zij is volgens sommigen het ethische geweten van de EU. Ook de Nederlandse liberalen van de VVD zijn voor het idee. Dat zijn toch geen buitenbeentjes.’ ‘Het akkoord ligt ook in lijn met wat wij al maanden zeggen. We willen een apart sociaal statuut voor asielzoekers, maar bij uitbreiding voor alle migranten en inwoners van andere EU-landen. Waarom mogen wij van Europa ons sociaal systeem niet zo inrichten dat we Oost Europeanen harder kunnen aanmoedigen om te werken en bij te dragen? Waarom mogen wij hun geen verplichte inburgeringscursus opleggen zodat ze onze taal leren? Dat lijkt me niet controversieel, maar een zaak van gezond verstand. Ik denk dat we ons met die discussie inschrijven in een algemene, brede tendens in Europa.’