U bent hier
"Wij gaan niet plat op de buik voor de PS"
Een interview in de Krant van West-Vlaanderen - 12.06.2020 - over de coronacrisis, de steunmaatregelen en de politieke toekomst.
Maandagavond. De lockdown is voorbij. Een opluchting voor velen, ook voor Sander Loones. “Dit was een rare periode. Er waren mooie momenten, met de kinderen, aan zee, in de natuur. Ik was zelfs enkele weken meester Sander. (lacht) Maar het voelde toch vooral onwezenlijk aan. De lege dijk. Het lege strand. In het laatste weekend van juni vinden hier normaal de Garnaalfeesten plaats. Dat is de échte start van het toeristisch seizoen. Dat valt allemaal weg. Dat doet iets, hoor, met de Oostduinkerkenaren. Dat de toeristen maar snel terugkomen. Ik ga ze met open armen verwelkomen.”
We hebben afspraak in ’t Zand, een brasserie op de zeedijk van Oostduinkerke. De uitbater is een neef van hem. “Ik kom uit een echte horecafamilie”, zegt Loones trots. “Deze sector ligt me na aan het hart.” Hij was één van de trekkers van de btw-verlaging die zaterdag goedgekeurd werd door de zogenaamde superkern van tien partijen die de volmachten steunen. “Dat moet de horeca meer zuurstof geven.”
Die geldt niet voor bier en wijn. Helpt dat een cafébaas vooruit?
“De verlaging geldt voor eten en voor niet-alcoholische dranken. Dat is een stevige stap vooruit. (denkt na) Maar ik begrijp uw punt, hoor. Ik wou aanvankelijk een algemene verlaging. Dat voorstel heeft helaas de finish niet gehaald. Enkele partijen stonden op de rem, omdat ze alcohol niet willen aanmoedigen. Dat is een foute redenering, want een btw-verlaging zal niet zorgen voor lagere prijzen. Maar bon: ik heb vrede met dit eerste pakket. Vergeet niet dat het systeem van tijdelijke werkloosheid verlengd wordt én dat er een korting komt op de bedrijfsvoorheffing.”
De verlaging van de btw is tijdelijk, tot 31 december.
(pikt in) “Veel te kort. Dat moet verlengd worden. Dat zal ook gebeuren. De realiteit zal ons daartoe dwingen. Dat moet minstens gelden tot eind volgend jaar. En dan nog: dat moet volgens mij een blijvende maatregel worden. De horeca was dat al beloofd, toen de witte kassa verplicht werd.”
Wat moeten we denken van de consumptiecheque van 300 euro voor werknemers en van de gratis treinkaarten?
(blaast) “Dat zijn geen maatregelen die mijn partij op tafel zou leggen. Ik zie de logica nog in van een consumptiecheque, op voorwaarde dat die op korte termijn gebruikt moet worden in de lokale economie. Maar die tienrittenkaart … (zucht) Groen wou dat. Volgens Meyrem Almaci zal dat geen geld kosten. We gaan zien.”
Uw partij heeft dat mee goedgekeurd.
(droog) “Dat maakt deel uit van dat pakket. Dat is hoe de superkern werkt.”
Uw partij zit gewrongen tussen die volmachten en de oppositie. Akkoord?
“Dat is zo. Wij zijn geen traditionele partij, maar wél een beleidspartij. Andere partijen staan liever aan de zijlijn te hopen op verrotting. Vlaams Belang bijvoorbeeld: dat zou het niet erg vinden, mocht de Belgische staat failliet gaan. Wij wel, want die factuur zal op de nek van de Vlaming belanden. Dat is waarom wij de volmachten steunen. Een land moet bestuurd kunnen worden, zeker in een crisis. Maar dat maakt het niet makkelijk voor de partij.”
Heeft PS-voorzitter Paul Magnette gelijk dat uw partij smeekt om te mogen regeren?
“Neen. Hij heeft wel gelijk dat de PS incontournable is. Dat is het cynische aan dit land. De PS is pas de derde grootste partij, maar wel incontournable. Kijk: wij mikken inderdaad op een historisch akkoord met de PS. Dat is geen geheim meer. Dat is de reden waarom Bart De Wever al maanden achter de schermen aan het werken is. Maar we gaan daarvoor niet plat op de buik.”
Is confederalisme nog een voorwaarde?
“Dit land heeft een paradigmashift nodig. We zeggen neen tegen een afgekochte vrede, zoals vorige staatshervormingen. Maar als we morgen een regeerakkoord sluiten, dan gaan we overmorgen niet wakker worden in een confederaal België. Wij zijn geen revolutionaire partij. Wij zijn bereid om te onderhandelen. Het goede nieuws is dat vandaag iedereen aanvoelt dat er iets moet veranderen aan de structuur van de staat. De coronacrisis heeft dat duidelijk gemaakt. Maar dat moet goed voorbereid worden. Dat kan in de schoot van de volgende regering. Er kunnen mensen bevoegd gemaakt worden voor een nieuwe communautaire ronde.”
Dat is een bocht. Het lijkt alsof we opnieuw in 2014 zitten.
“Neen, toch niet. Er is een verschil. Toen hebben we vijf jaar lang het communautaire in de diepvries laten zitten. We hebben er zelfs amper over gesproken. Dat zal niet opnieuw gebeuren. De economische relance zal de prioriteit zijn van de volgende regering, maar tegelijk moet er onderhandeld worden over een communautaire hervorming.”
Ziet u mogelijkheden met de PS?
“Jawel. Als Paul Magnette mij ziet, dan zegt hij: ah, on va parler du communautaire aujourd’hui. (lacht) In Vlaanderen wordt de regionalistische reflex van Wallonië vaak onderschat. Zelfs Magnette bezit die reflex. Zie maar eens naar zijn Twitter-profiel. Dat is een Waalse haan, hé. Dat is geen toeval.”
Welke mogelijkheden ziet u?
“Justitie en politie bijvoorbeeld: dat zijn twee dossiers voor een staatshervorming. Ik kan u zelfs zeggen dat het niet mijn partij was die die dossiers als eerste op tafel legde. Op die tafel liggen nog heel wat andere thema’s. (aarzelend) Maar ik wil niet te concreet gaan. Dat zou de onderhandelingen niet ten goede komen. Ik zeg alleen dat er mogelijkheden zijn. Met de PS, én met alle andere partijen. Iedereen wil een betere staatsstructuur. (op dreef) Weet u wat nu vooral belangrijk wordt? De Franstaligen ervan overtuigen dat ook wij een sterk Wallonië willen. Wij zijn niet gebaat met een Waals kerkhof. En ten tweede: dat wij niet van plan zijn om onze solidariteit stop te zetten. Het confederalisme bevat zelfs een stevig luik solidariteit. We moeten de Franstaligen daarvan overtuigen.”
U bent één van de bezielers van het confederalismeplan. Wat zal de invoering daarvan kosten?
“Dat hangt af van de manier van invoeren. Als dat gebeurt zoals wij dat uittekenen, dan zal de Vlaming daaraan winnen. Maar ik kan u vandaag geen exacte cijfers geven. Als ik dat doe, bestaat het gevaar dat die een eigen leven gaan leiden. Dat is delicaat in deze fase van de onderhandelingen. Ik heb de getallen wel toegelicht aan de PS.”
Is dat eigenlijk uw levenswerk, dat confederalisme?
“Dat is de reden waarom ik aan politiek doe. Dit land moet in een andere plooi gelegd worden. Het was nooit mijn droom om minister van Defensie te worden, of om migratiespecialist te zijn. Ik wil iets betekenen op communautair vlak. Dit land bestaat uit twee realiteiten. Ik geloof dat het confederalisme de oplossing kan zijn.”
Zal u het ooit meemaken, denkt u?
“Zeker en vast. En het zal niet lang meer duren. De eerstvolgende verkiezingen zullen over de toekomst van dit land gaan. Sowieso, gelijk wanneer die vallen. Ik ben daar honderd procent zeker van. Dan zal elke partij een plan op tafel moeten leggen. Maar eerst moeten we een regering vormen. Als de federale mist verdwenen is, kan het politiek debat over de staat echt losbarsten. Dat wordt héél interessant.”
U was ooit minister van Defensie.
“De volle vier weken zelfs. (lacht luid) Dat was een mooie periode. Ik ben nochtans geen defensiespecialist. Verre van. Ik moest eens een toespraak geven op de opening van een nieuwe basis. Ik sprak de commandant aan met korporaal. De hele tribune begon te gniffelen. (lacht) Toch lag die wereld mij, omdat ik ook veel belang hecht aan symbolen. Ik heb nog een anekdote, als ik mag.”
Graag.
“U weet nog dat toenmalig premier Charles Michel (MR) naar Marrakesh wou, om dat beruchte migratiepact te ondertekenen. Een regeringsleider doet zo’n verplaatsing doorgaans met een vliegtuig van Defensie. Het was aan mij om daarvoor de goedkeuring te geven. Dat is de ironie van het lot. Maar ik kon dat niet over mijn hart krijgen: ik heb dat formulier niet willen tekenen. Helaas kan een premier zijn minister overrulen.” (lacht)
Waarna de regering viel, en het fout is gaan lopen voor uw partij.
“Mijn moeder zegt dat ook. (lacht) Neen, ik ga daar niet mee akkoord. Wij hebben toen standvastigheid getoond. We zouden dat opnieuw zo doen.”
Wat zou u verkiezen: partijvoorzitter of opnieuw minister?
“Geen van beiden is mijn ambitie. Ik wil een institutionele hervorming realiseren. Dát is mijn ambitie.”
Het is Bart De Wever himself die ooit uw naam liet vallen als toekomstig partijvoorzitter.
“Ik heb dat nooit serieus genomen. Dat was in 2014. We hadden net een succesvol confederalismecongres achter de rug. Daar waren vierduizend mensen op afgekomen. Dat was ongezien. Nadien waren er de regeringsonderhandelingen, waar ik als hoofd van de studiedienst ook mijn rol speelde. Dat was eigenlijk Bart zijn manier om dankuwel te zeggen.”
De West-Vlaamse N-VA kreeg vorig jaar op 26 mei een zware klap. Hoe is de situatie vandaag?
“Goed. We werken verder aan vernieuwing en verjonging. De klap kwam trouwens niet zo onverwacht, hoor. Wie kiest voor quasi onbekende dertigers en veertigers bovenaan de lijst, weet dat dat een electorale weerslag kan hebben. Wij hebben toch die keuze gemaakt. Bovendien was de winst van Vlaams Belang groter dan verwacht. De vernieuwing werpt wel haar vruchten af.”
Is dat zo? We zien die mensen toch niet?
“Dat is omdat we federaal nog steeds in het vagevuur zitten. Het is wachten op een regering. Vlaams zitten we dan weer in de meerderheid, wat het niet makkelijk maakt voor parlementsleden. In die zin hebt u gelijk.”
U mist ook zichtbaarheid, omdat u geen minister meer hebt.
“Dat is zo. Dat is belangrijk voor de zichtbaarheid.”
Zou Hendrik Bogaert (CD&V) een versterking zijn?
“Dat denk ik niet. We kennen allemaal de geschiedenis van de Volksunie. Als mensen politiek gaan voeren op kap van de partij, dan loopt het fout. We willen met de N-VA alleen mensen die politiek voeren voor de partij. Ik heb niet het gevoel dat Hendrik Bogaert op die manier aan politiek doet.”
U zet wel Jean-Marie Dedecker op uw lijst.
“Als lijstduwer. Doelbewust. Onze samenwerking is een strategische alliantie. Hij is geen lid van de partij noch van de fractie. Dat is een fundamenteel verschil. Dat garandeert hem ook vrijheid van spreken. Ik vind Jean-Marie trouwens een absolute verrijking voor het debat in het parlement.”
Door Paul Cobbaert