U bent hier
Stand houden
“Wat we zien is een partij die toelaat dat haar kabinetten bevolkt worden door mensen vanuit een strekking, de boerenbond, beweging.net, enzovoort. Er is altijd wel iemand die nog iets tegoed heeft of iemand van de zuilen die niet verkozen is geraakt. En dus is het middelmatigheid troef.” Aan het woord is een Jong CD&V’er, hij fileert zijn eigen partij, vorige week in de krant.
Zuilen, rangen, standen die nog steeds de lijnen uitzetten, die de richting bepalen, boven hun soortelijk gewicht spelen. We zien het nog altijd. Maar waarom? En wat zijn daarvan de gevolgen? En wat is dan het betere alternatief? Ook daarover gaat dit boek van Sid Lukkassen. Kerkgangers en zuilenbouwers.
In wat ik u vandaag wil meegeven, schuilt geen traditionele boekbespreking. Het is eerder de weerslag van een geprikkelde lezer. Het boek van Sid daagt uit om na te denken, om verder te borduren. Dat lijkt me bovendien het mooiste compliment voor elke schrijver, zeker voor deze schrijver van dit specifieke boek.
WELKE ZUILEN REGEREN?
Ik begon met een citaat van een Jong CD&V’er, ik zou ook geopend kunnen hebben met Monseigneur De Smedt. Hoe die van op de kansel de gelovigen toesprak en hen onder druk zette om toch maar niet op de toenmalige Volksunie partij te stemmen. Een doodzonde zou zo’n stem zijn.
We zagen en zien het in Vlaanderen, maar ook elders. In 2016 preekte de Duitse kardinaal Reinhard Marx – what’s in a name – dat een christen zijn stem niet mag geven aan de AfD en dat de CSU hem op z’n minst ook geïrriteerd had. De christelijke zuil die zich meent met de politiek te moeten bemoeien. Als zuil staat ze daarin niet alleen. Zeker in verkiezingstijden ziet u ze terug meer zichtbaar op en langs het matschappelijk toneel.
Ik wil u kort wat van mijn gedachten delen over de macht van – in een niet exhaustieve opsomming (1) de traditionele partijen, (2) de nog steeds aanwezige rangen en standen, (3) de constructieve journalistiek, en (4) de uitdijende invloed van internationale organisaties als nieuwe stand. Om tenslotte ook nog iets te zeggen over de rol van (inter)nationale rechters, die niet zozeer een zuil op zich zijn, maar eerder een katalysator van.
(1) De traditionele partijen
“Vandaag hoort het volk in het Westen voordurend dat het aan de macht is, terwijl het volk heel goed weet en aanvoelt dat dit niet zo is”, is in het boek van Sid te lezen. Wie zijn dan wel de feitelijke machthebbers en wie de politieke marionetten?
Op voorhand de tegenstand buitenspel zetten. Daar lijkt het bij de traditionele partijen idealiter om te gaan. Door bvb duidelijk te maken dat zij bepalen wie aan tafel komt en onder welke voorwaarden. Of de kiezer nu stemt voor verandering of niet. Zo slagen traditionele partijen er traditioneel in om zich aan de macht vast te klampen. En om druk te zetten, vaak impliciet of onder de waterlijn, druk te zetten op mensen om zich niet te uiten voor die nieuwe speler op het politieke veld. Ik heb het zelf meegemaakt, hoe ik van job diende te veranderen, men mij ook daar is komen vinden, de man en niet de bal werd gespeeld met oog op mijn ontslag. Het is ze niet gelukt.
De tactiek van de uitsluiting, tot die niet langer werkt. Dat zagen we in 2014, toen dus noodgedwongen een andere aanpak zich opdrong om de New kid on the block aan te pakken. De federale regering Michel I was nog maar uit te startblokken geschoten of de strategische lijn van de federale regeringsdeelname van CD&V werd zonneklaar. Ze beperkt zich bovendien tot één punt: N-VA doodknuffelen, of -knijpen, dat maatregelen of voorstellen de CD&V schaden is niet erg, zolang het N-VA maar nog meer schaadt.
(2) De rangen en standen
Hebt u gisteren De Standaard gelezen? Het interview waarin Wouter Beke de volgende analyse maakt: “Vooral op het niveau van de gezondheidszorg zijn er bijvoorbeeld nog problemen en grote verschillen tussen Wallonië en Vlaanderen. We moeten de beleidspakketten in de gezondheidszorg homogeniseren. Lees: een nieuwe staatshervorming wordt er bij uitstek één over de gezondheidszorg.”
Die analyse is niet nieuw. Kafka is nooit ver weg in de Belgische staatordening, en al zeker niet in de domeinen gezondheidszorg, arbeidsmarktbeleid en fiscaliteit. De vraag is in deze echter vooral: waarom maakt Beke die analyse net vandaag? Ongetwijfeld omdat hij, met CD&V als traditionele partij, het speelveld in deze niet volledig aan N-VA wil laten. Maar daarnaast wellicht toch ook om een andere reden.
Dat leest u enkele regels verder in hetzelfde interview. Hij kreeg recent Zorgnet Icuro over de vloer, de grootste koepel van Vlaamse zorginstellingen. Ter informatie: tot waar de tentakels reiken van de zorgverzekeringen leest u bijvoorbeeld vandaag ook, in een opiniestuk van Valerie Vanpeel, op Doorbraak.
Ik zou makkelijk soortgelijke voorbeelden kunnen geven over, bijvoorbeeld, onderwijs. Waar de netten poppenmeester spelen en aan de touwtjes trekken. In West-Vlaanderen wordt daartegen het protest alvast georganiseerd. En fors. In Roeselare, Veurne, Ieper,…
In elk geval: wie de ministerportefeuilles van de traditionele partijen en bij uitstek die van de CD&V plakt bovenop het wezen van de standen, ziet een één op één relatie. Onderwijs (Crevits), Welzijn (Vandeurzen), Landbouw en boerenbond (Schauvlieghe, nu Koen Van Den Heuvel), werk en sociaal overleg (Peeters). De strongholds dienden te worden bemand tot de nieuwe speler, de N-VA, het veld zou worden buitengedreven.
En zo hebben we de laatste jaren opnieuw gezien hoe, zelfs in dossiers waarin wel een parlementaire meerderheid te vinden was, de uitvoerders, administraties, instellingen, die meerderheid botweg hebben genegeerd. De “lange mars door de instituties” die boven de democratie staat. De technocratie. Sid heeft het er ook over. En hoe de instellingen daardoor hun legitimiteit en geloofwaardigheid verspelen.
En dan heb ik het in deze nog maar over enkele sociaal economische standen gehad, en nog niet over de Kerk. En de ganse vraag rond vervreemding en islamisering. En hoe de nieuwe kerstening, dan wel de laïcisering de verschillende zuilen tegen elkaar doet opboksen. Om er toch kort iets over te zeggen en tegelijk te verwijzen naar het boek, kan verwezen worden naar volgende passage:
“Paradoxaal genoeg is er geen religieuze basis nodig voor een Nieuwe Kerk. Zo’n religieuze basis zou ook geen recht doen aan de seculiere grondslag van het Westen, noch aan de diversiteit aan groepen die het Avondland herbergt en die allen hun accenten aan het Europese cultuurkarakter hebben toegevoegd”. Met dien verstande wel dat “het Westen het historisch recht heeft om in Europa de leidende cultuur te zijn”, en deze “leidende cultuur a priori boven gaat op de versnipperde groepen die behoren tot niet-Westerse culturen”. Einde citaten.
(3) De constructieve journalistiek
Een steeds belangrijkere zuil. En ik meen echt dat die zo moet worden benoemd. Helaas. Sid benadrukte het ook terecht in zijn tussenkomst: “Vrijheid van meningsuiting is een leeg begrip zolang men niet vastlegt dat zogenaamde progressieve en conservatieve meningen evenveel recht hebben op zichtbaarheid.”
Daarbij is meer dan ooit de vraag waar de feiten eindigen en de framing begint. Opvallend is dat framing vandaag steeds sterker wordt gelinkt aan wat men rechts populisme noemt. Ik zie het in hoge mate bij linkse radicalisten. Om Groen niet te noemen.
Verslag, duiding, analyse. Ze zouden in onze media gescheiden moeten zijn. Vandaag lopen ze dooreen. Het culmineerde bij ons in het debat over de constructieve journalistiek. Wie er vragen over stelt, zo schrijft Sid, krijgt te horen “over de onherleidbare subjectiviteit van interpretaties, de illusie van objectieve kennis en de meervoudigheid van waarheden”. Terwijl de objectiviteit van de eigen analyses na trekken, steeds de eerste prioriteit zou dienen te zijn.
Wat opvallend is, is dat de media op die manier polarisering eerder hebben aangewakkerd, dan getemperd. De zuil lijkt zichzelf te ondergraven, lijkt zijn eigen fundamenten aan te tasten.
En dat laat zijn sporen na. Zelfs genuanceerd denkende mensen lijken er soms voor terug te deinzen om hun mening te verkondigen, met de vrees afgewezen, veroordeeld te worden door hun “progressieve” vrienden. De macht van de media-zuil.
(4) De internationale rechtsorde
Gisteren zijn de Verenigde Naties bevallen van een nieuw advies van een expertencommissie. Over Congo. En hoe de staat België zich hoort te verontschuldigden voor de wandaden van het kolonialisme. Er losjes aan voorbij gaand dat de genocide plaatsvond toen Congo nog geen Belgische kolonie was, maar het privédomein van Leopold II. Of ik open sta voor een sereen debat hierover? Natuurlijk. Of de monarchie in deze zich als eerste aangesproken zou moeten voelen? Absoluut.
Maar wat mij vooral stoorde in dit VN-advies, is niet zozeer de vraag naar de excuses voor het verleden, maar de uitspraken over het heden. “De discriminatie werkt tot vandaag door voor mensen van Afrikaanse origine”, vinden de drie experten. Het trio stelt bovendien dat ze tijdens hun bezoeken “duidelijke bewijzen” hebben gezien dat rassendiscriminatie voorkomt “binnen instellingen in België”. Discriminatie, xenofobie, Afrofobie en daaraan gelinkte intolerantie. En de heruitgave van Kuifje in Congo moet natuurlijk best worden ingetrokken.
Wat mij daarbij ook stoorde, is de vaststelling dat de VN zich blijkbaar bevoegd acht voor dergelijke dossiers en dergelijke adviezen. De internationalisering en daarmee gepaard gaande inperking van onze soervereinitiet deint als een olievlek uit. Een steeds prominentere, onverkozen (of slechts zeer indirect verkozen) zuil komt daarmee op het politieke terrein.
(5) De katalysator: de (inter)nationale rechterlijke macht
Wat hebben deze vermelde zuilen gemeen met elkaar? Wat delen ze? Een dominante mening, namelijk een mening die vandaag cultuurrelativistisch en linksliberaal is. Dat merk je misschien nog het meest wanneer we kijken naar, wat misschien de sterkste partner is geworden van de zuilen. Dat zijn de rechters. Vooral ook omdat politici er niet in slagen duidelijke, precieze en strakke wetgeving te stemmen, waardoor twee zaken gebeuren.
Eén, rechters worden gedwongen om op een oneigenlijke manier recht te spreken, en eigenlijk beleid te voeren. Wat voorwerp zou moeten zijn van democratisch debat en parlementaire beslissingen, komt zo in de handen van onverkozen rechters. Twee, en dat is zo mogelijk nog frappanter, we zien vandaag een ongelooflijke juridisering van onze samenleving.
Een tendens die vooral door groene politici wordt aangevuurd, redelijk strategisch uitgekiend dwingen zij anderen ertoe in hun fuik te zwemmen. Wie kan tegen het klimaat zijn? Wel dan is er toch geen probleem om ambitieuze doelstellingen te bepalen? En als we die doelstellingen nu eens inschrijven in de wet? En als blijkt dat we die niet kunnen halen, tja dan zal dat toch koste wat het kost moeten, want we hebben die wet nu gestemd en er zijn geen politici met lef genoeg te vinden om de wet terug aan te passen. Processen kunnen worden gevoerd, in plaats van de democratie vrij te laten.
Je ziet het evengoed in ons onderwijs. Waar het gelijk van de leerkracht plaats heeft moeten maken voor processen tegen de leerkracht. Door elk debat te juridiseren, wordt de democratie steeds meer buiten spel gezet.
WAAROM BLIJVEN DE STANDEN WEERSTAND BIEDEN?
Hierover kan ik kort zijn. Om “stand te houden” letterlijk en figuurlijk. Vaak lijkt er helaas geen groter nobeler doel achter te schuilen, dan macht.
WAT ZIJN DE GEVOLGEN: ONBEHAGEN TROEF
In plaats van burgerschap aan te moedigen, wordt de stand, wordt de staat de referentie. En wordt onverantwoordelijkheid aangemoedigd. Verantwoordelijkheid nemen, uw best doen, het betere steeds nastreven, wordt vervangen door het naleven van een gelijkheidsideaal, van het gemiddelde. Als je de letter van de wet naleeft, is het al goed. Meer wordt van u niet verwacht. En al zeker rekenen we er niet op dat u probeert uit te blinken.
Het is het gevolg van de gecreëerde illusie dat onze maatschappij vlotjes maakbaar is. Met wetten en regeltjes. Problematisch wordt het dan nog helemaal wanneer die letter van de wet niet langer uitdaagt, maar nivelleert. Of wanneer teveel wordt beloofd, het onhaalbare als realistische doelstelling wordt vooropgesteld. De lat zo wordt gelegd, dat enkel falen mogelijk is.
Mensen voelen zich daardoor ook steeds meer “hopeloos gemanipuleerd, geconditioneerd en bedrogen” in de woorden van Jan School in het boek.
Dat onbehagen wordt verder gevoed omdat we vandaag altijd en op elk moment moeten deugen. Terwijl we als mens net nood hebben om te gepaste tijde even te kunnen zondigen. Vandaag is er steeds minder ruimte voor folietjes. Steeds minder ruimte om, zoals het boek schrijft, te “zwerven”, wat af te wijken van de begane paden, het verwachte, maar in tegenstelling te kunnen kiezen voor authenticiteit.
Vandaag lijkt er helaas niets te kunnen gebeuren, of er wordt een regeltje uitgevonden. Ik woon aan zee, op ons strand en in de duinen staan om de zoveel meter verbodsborden. Zo vindt men het bijvoorbeeld broodnodig om mij bij bijtende vrieskou te herinneren aan het feit dat zwemmen in zee verboden is. Gisteren zag ik klimaatspijbelaars pleiten voor een wettelijke limiet op hoe lang iemand mag douchen. Regeltjes, regeltjes,… Opvallend is daarbij ook de hoge tolerantie die vandaag bestaat voor links activisme en zelfs links geweld.
Mensen worden er ongemakkelijk van, en onverantwoordelijk.
WAT IS HET BETERE ALTERNATIEF? VRIJGHEID EN VERANTWOORDELIJKHEID. EN FIERHEID
Wanneer de instituties falen, ontstaat een vacuüm. De vraag is hoe we dit vacuüm opvullen?
(1) Nood aan een zuil?
Waar pleit Sid voor? Een nieuwe zuil. Een denkpiste, noem het voor velen zelfs gerust een droom en na te streven ideaal, die je binnen de Vlaamse beweging al langer terugvindt. In zijn boekbespreking van Kerkgangers en Zuilenbouwers gaat Koenraad Elst er ook op in op Doorbraak.be. En ik citeer: “Een eigen zuil om via eigen media de greep van de leugenpers te omzeilen”. Daarnaast “tastbare economische uitdagingen het hoofd bieden door via eigen bedrijfjes onafhankelijk te worden van de officiële instellingen”. Een, zoals Koenraad ook schrijft, Euro-patriottische economie uitbouwen”.
Je hoort binnen de Vlaamse beweging ook wel eens de vraag naar, de droom van een eigen Vlaamse vakbond, een eigen ziekenfonds (zoals we die hebben met ons Vlaams Neutraal Ziekenfonds), een eigen…
Waar Sid voor pleit? Dat is eigenlijk zo’n revolutie. Maar geweldloos, namelijk een zuil. Gebruik makend van de logica en het soort instelling dat bestaat. Leren van de vijand dus. Een tegenmacht opbouwen tegen het goed georganiseerde Systeem. Maar dan wel vorm gegeven naar de eigen hand.
(2) Een gedeelde identiteit
Hebben wij nood aan een gedeelde identiteit, een conservatieve onderbouw ook om ons te beschermen, een herontdekking van onze soevereiniteit? Dat denk ik zeker. Moet die de vorm aannemen van een soort vaste structuur, een instituut, niet alleen netwerk maar ook instelling, en dat in de vorm van een eigen zuil? Die, zoals de auteur schrijft, bijvoorbeeld “alternatieve diensten kan aanbieden voor falende overheidsdiensten”.
Ik meen van niet. Inderdaad: “c’est la fonction, qui crée l’homme”, identiteitsvorming verloopt vaak via instellingen. Maar tegelijk is mijn naïeve vertrouwen in mijn medeburgers vandaag groot (mogelijk te groot). Maar ik vertrek nog altijd vanuit Lincoln en zijn “you cannot fool all the people all the time”.
Omdat ik er ook nog altijd vanuit ga dat sterker dan elke zuil, maar één iets is, en dat is de werkelijkheid. Een straffere ideologie is niet te bedenken. Wie de werkelijkheid als bondgenoot heeft, heeft daarnaast enkel geduld nodig.
En net daarom meen ik dat we de Zuil meer filosofisch-maatschappelijk moeten invullen. Dat we die zien als, zoals Sid zelf ook schrijft, “organisatorisch beginsel van politiek maatschappelijke samenhang”. Een netwerk, een platform. Met een “bewustzijn dat vrij is om te streven naar kennis, kunde en effectiviteit. Een bewustzijn dat niet wordt geremd door misplaatst schuldgevoel.” Vrij dus van wat Kipling benoemde als The White Man’s Burden. Of, terugkomend op het vacuüm dat gelaten wordt door falende instellingen en elites, hoe we dat vacuüm kunnen vullen met ethiek.
En dan kom je uit bij die vraag, hoe kunnen wij die samenhang een handje toesteken? En dan past het om, één, de essentie in het vizier te nemen. Dat is ons onderwijs. En, twee, de vraag te stellen naar onze trots, onze fierheid.
(3) Ons onderwijs
Eén. Hoe maken we bij uitstek de band met vorige en toekomstige generaties. Onder andere met ons onderwijs. Vandaag wordt vooral benadrukt hoe onderwijs het beste uit elk kind moet halen, hoe onderwijs een investering is van het individu in zichzelf, een investering die zich ruimschoots terugbetaald. Individualistisch. En dat is allemaal juist.
Maar onderwijs is ook meer. De collectieve dimensie van onderwijs wordt vandaag onderschat. Want inderdaad, onderwijs is er ook om het collectieve geheugen over te dragen, om kennis door te geven aan de volgende generatie. Zo brengen wij kennis en culturele bagage van gisteren naar morgen.
Kennis via onderwijs, kunde via onderwijs, kritisch burgerschap via onderwijs. “Het zelfstandige denken, heldere vernuft, de liefde tot rationaliteit”, zoals Sid het benoemt.
(4) Europese fierheid
Twee. Hoe maken we komaf met het gevoel van “zonde, schuld en schaamte over het verleden”. Hoe zorgen we terug voor meer fierheid, trots. Bij ons, en in gans Europa. In december 2016 schreef ik een opiniestuk onder de titel “realisme is het nieuwe radicaal”. Wie vandaag radicaal wil zijn, moet geen revolutionair, maar een realist zijn.
Jean-Claude Juncker, Guy Verhofstadt, Elio Di Rupo. Zij staan voor emopolitiek met rampzalige gevolgen. Vandaag hebben we in tegenstelling nood aan realisme. Met nuchtere mensen die hun gezond verstand gebruiken en bereid zijn de juiste keuzes te maken, ook als de realiteit dicteert dat ze soms slechts weinig kunnen doen. Dát getuigt vandaag van durf, van moed. Zo leggen we de basis voor resultaten, én voor een hernieuwde fierheid.
(5) Actie
Gecombineerd met, wat alomtegenwoordig lijkt in deze betogende tijden, een call to action. Of zoals Jan Kroon het schrijft: “Want wat nu als mensen later aan je vragen: En wat deed jij toen? Dan moet je toch kunnen zeggen dat je in ieder geval wat geprobeerd hebt. Dat je elkaar hebt geholpen. Dat je iets hebt willen oplossen. Dat je de moeite nam om je ergens in te verdiepen.”
En hoe dat te doen? Laat ons daar inspiratie putten uit de Spartaanse opvoeding waarover Maurits van Falckenreck in het boek getuigt: “eervol handelen, recht-door-zee zijn, volharden bij tegenslag”.