U bent hier
Onze horeca verdient nog meer respect
Mijn eerste pinten leerde ik tappen op de Ijzerbedevaart en in de scouts. Maar mijn eerste centen, die verdiende ik in de horeca. 15 was ik, ik beken, een paar maanden te jong. Werken als barman ging me beter af dan het babysitten. Al is de kans dat u me daar ooit gezien hebt, klein. Letterlijk ook. Omdat ik ik toen amper boven de toog uitkwam, ik was toen nog een kleiner manneke, pas later kreeg ik een goede groeischeut.
En opgroeien, dat deed ik op de mooiste plaats ter wereld. Bij ons aan zee, aan onze Vlaamse kust. Laat ons eerlijk zijn. Het is in West-Vlaanderen niet altijd makkelijk, zeker niet voor ondernemers. Maar we mogen toch onze handjes kussen. Dat we hier wonen en hier kunnen werken. Ondernemerschap krijgen we hier met de paplepel mee.
Mijn over-grootouders waren hotelier, eigenaars van hotel Gaucquié in Oostduinkerke. Later namen mijn opa en oma het hotel over en bouwden een tweede hotel op de dijk. Mijn ooms volgden hen op en werden ook hotelier. Mijn tante en nicht hadden verschillende restaurants. En ook mijn achternonkels en -neven, kozen voor de horeca. Onder andere met Hotel Die Prince, hier in Oostende.
Keihard werken, dat is wat onze ondernemers doen. Lange dagen draaien ook. Zij verdienen er alle respect voor. En met klanten die steeds mondiger worden, is het zeker niet altijd evident. Telkens wanneer ik iemand op restaurant hoor praten over de cuisson en over de textuur van de verschillende ingrediënten moet ik stilletjes in mezelf lachen. Vandaag de dag lijkt iedereen wel expert te zijn, allemaal recensent voor Gault Millau of Michelin. Dan stel ik me de vraag: hebben ze ’t opgepikt op één van die kook- of restaurant-programma’s op TV, of hebben ze ook zélf meegedraaid in de keuken of in de zaal?
Ik hou er alvast magnifieke levenslessen aan over. Aan mijn tijd achter de toog en in de zaal
Doe je best, probeer uit te blinken. Wees dienstbaar, spring bij waar dat nodig is, zeker als één van de collega’s in de jus zit Zie ook werk, kom op tijd, en geef chette tot de laatste klant bediend is. Want klant is koning.
1. VLAANDEREN. CULINAIRE TOP-REGIO
Het leven is niet alleen lekker in West-Vlaanderen. Het is ook lekker in gans Vlaanderen. Vlaanderen ademt eten en drinken. Dat zien wel elk jaar, met de lancering van de gids van Gault&Millau, en zien we ook wanneer Michelin haar sterren toekent. Die bewijzen: wij zijn nog steeds hét mekka van de gastronomie.
Wat mij persoonlijk heel erg pleziert: het zijn niet alleen onze sterrenrestaurants die hoge toppen scheren. Ook in de doorsnee bistro of brasserie kun je terecht voor een overheerlijke hapje eten. Nergens ter wereld vind je die sfeer, die uitstekende zaken, die schitterende gerechten.
In de ganse wereld staan wij trouwens ook bekend voor het enorme aanbod aan verse topproducten. Wij zijn een van de weinige landen waar zoveel verschillende groenten, op zoveel verschillende manieren worden bereid en verwerkt. Heerlijke witloof, spruitjes, kropsla, hopscheuten. En witte asperges, die worden over de hele wereld à la Flamande gegeten. Het is maar een van de vele iconische gerechten uit onze Vlaamse keuken.
Vlaanderen mag dus terecht trots zijn, op zijn keuken. De Vlaamse keuken is een combinatie van hoogwaardige producten, vakmanschap én een culinaire passie van de Vlamingen zelf, die hun chefs uitdagen tot topkwaliteit.
Net daarom hebben we hier meer dan 18.000 voortreffelijke eetgelegenheden. We zijn ook gezegend met ontelbare, gezellige dorpscafés en sjieke tavernes. Nergens anders vind je zo’n grote verscheidenheid aan bieren. Dat maakt ons uniek in de wereld. Meer dan 2.000 soorten zorgen voor een bijzondere en rijk gevarieerde waaier aan smaken en stijlen. Ook hotels, B&B’s, kampeerterreinen en andere logiesvoorzieningen in alle soorten, maten en prijsklassen zijn in Vlaanderen in overvloed aanwezig.
Een ganse opsomming. Maar die opsomming is belangrijk. Zo wil ik het aantrekkelijke decor schetsen waarmee de Vlaamse horeca de binnenlandse en buitenlandse bezoeker kan aantrekken en laat genieten. Voor ik tot het beleid kom dat de verschillende overheden zouden moeten voeren (lokaal, Vlaams, nationaal), wil ik graag nog even kort wijzen op hoe belangrijk de horeca is binnen het toeristisch beleid
2. TOERISME. VLAANDEREN VOL MOGELIJKHEDEN.
Onze kwaliteit en gastvrijheid zijn onze unieke troefkaarten om het toeristisch potentieel van de horecasector te versterken. De Vlaamse overheid voert daarom een geïntegreerd toerismebeleid, wat betekent dat we promotie en productontwikkeling zoveel mogelijk samen bekijken en dat we er ook andere partners bij betrekken. Kortom, we werken samen.
Zo kunnen we erin slagen om samen een toeristisch verhaal te vertellen over de bestemming, over de plekjes die onze toeristen ontdekken En kunnen we tegelijk daarbij de link maken naar wat bezoekers ter plaatse kunnen zien, kunnen eten en drinken en kunnen beleven.
De horecasector bekleedt in die toerismestrategie dus een centrale positie. Hotels, pensionnetjes, B&B’s, restaurants, brasserieën, tavernes, cafés, frietkoten: ze zijn een wezenlijk en onvervreemdbaar bestanddeel van de toeristische bedrijvigheid, van onze toeristische centra. Omgekeerd zijn toeristen een wezenlijke en onvervreemdbare doel- en klantengroep van onze horecazaken. Zo zullen Vlamingen én toeristen ook op restaurant en in cafés kunnen proeven van deze staaltjes Vlaams vakmanschap.
Hoe gaan we daarmee nu inhoudelijk aan de slag? Hoe pakken we dit aan? Hoe zorgen we ervoor dat we het meeste halen uit alle opportuniteiten die zich aandienen? Als toeristische bestemming moeten we durven kiezen voor een hoge kwaliteit.
Voor de toerist is een geslaagde reis of vakantie namelijk de optelsom van alle ervaringen die zij of hij heeft opgedaan, en dus ook van het logies en de verzorging met ‘spijs en drank’. Bovendien zijn het doorgaans de eerste indrukken die toeristen opdoen, die bepalen of zij al dan niet terugkeren. En heel vaak doen ze die eerste indrukken op aan de onthaalbalie van uw hotel, aan de tafel van uw restaurant, op het terras van uw café.
Dat maakt van van onze horeca-ondernemers de perfecte ambassadeurs van hun stad, gemeente en regio. En dus moeten we blijven investeren in kwaliteitsverbetering, blijven investeren in ons toeristisch aanbod. En moeten we ook nog nauwer samenwerken. Enkel op die manier kunnen we ervoor zorgen dat toerisme en horeca de eerste bron blijven van ontspanning, genoegdoening en welvaart. En kunnen we ervoor zorgen dat cafés en restaurants hun maatschappelijke functie als ontmoetingsplaatsen ten volle kunnen blijven vervullen.
Houden van de horeca, is nodig. Maar dat is niet genoeg. Zij verdient meer, nog meer steun, en meer respect. En daarom wil ik graag dieper ingaan op het horeca-beleid.
3. UITBLINKEN IN BELEID
Wat doet de Vlaamse regering? Wat doet de federale regering? En wat zouden ze nog meer moeten doen? Om een en ander wat te structureren, wil ik graag gebruik maken van de 3 doelstellingen die vervat zitten in het horecabeleidsplan. Dat is het plan waar de horeca-sector samen aan timmert met Vlaams minister Philippe Muyters, de minster van Werk en Economie.
Die 3 doelstellingen zijn 3 belangrijke beleids-kapstokken
- 3.1. Hoe zorgen we ervoor dat uw kosten dalen? Hoe verbeteren we dus de kostenefficiëntie?
- 3.2. Hoe kunnen we het onderwijs en de arbeidsmarkt versterken? Want er is een groot tekort aan werknemers in West-Vlaanderen, zeker ook in uw sector
- 3.3. En Hoe kunnen we gezond ondernemerschap verder bevorderen?
Ik wil die 3 beleidsdoelstellingen aanvullen met een vierde punt:
- 3.4. Hoe zorgen we voor een gelijk speelveld? Hoe zorgen we ervoor dat alles eerlijk verloopt? Dat iederen de spelregels volgt?
3.1. KOSTEN MOETEN DALEN
Als we het hebben over kosten, moeten we spreken over (3.1.1) belastingen, (3.1.2) sociale lasten, (3.1.3) operationele kosten en (3.1.4) energie en mobiliteitskosten
3.1.1. Belastingen
Nog steeds is de belastingdruk te hoog in dit land. Nog steeds betaalt u teveel belastingen. Is de situatie verbeterd? Ja, dankzij de taxshift is de vennootschapsbelasting gedaald. We hebben er hard op gehamerd dat dit niet enkel in het voordeel mocht spelen van de grotere ondernemingen. Meer zelfs, er moest en zou een extra verlaging komen voor de KMO’s. En we hebben die ook gerealiseerd. Voor onze horeca kwam er een verlaging van de vennootschapsbelasting naar 20%.
Vaak wordt vergeten dat de budgettaire last van deze maatregel voor een belangrijk deel door de Vlaamse overheid gedragen moet worden. Ook al is het een federale fiscale hervorming. Maar de Vlaamse overheid neemt die taak graag voor haar rekening. Want uiteindelijk zijn het onze ondernemers, hier in Vlaanderen die er beter van worden.
Daarnaast hebben we een verhoging doorgevoerd van de forfaitaire aftrek van de beroepskosten. Daardoor houden alle werknemers dit jaar tot 140 euro per jaar meer over van hun nettoloon. Bovendien gaan de laagste nettolonen omhoog dankzij de sociale en fiscale werkbonus.
We hebben dus een en ander gedaan om de belastingen voor u te doen dalen. Maar we zijn er nog niet. We moeten meer doen.
(1) De taxshift bracht een voordeel voor wie via een Vennootschap werkt. Zij worden belast in de Vennootschapsbelasting. Daarnaast zijn er ook heel wat zaken die niet in de Vennootschapsbelasting worden belast. Die via een eenmanszaak werken bijvoorbeeld. Zij worden belast in de personenbelasting. Specifiek voor hen moeten we wat extra doen.
Verschillende partijen zijn daarom voorstander om bijvoorbeeld een ondernemersaftrek in te voeren op hun inkomen. Dit zou een directe impact hebben op 60.000 eenmanszaken in WVL die meer ruimte krijgen om te investeren.
(2) De belastingen moeten eenvoudiger, minder koterijen, minder speciallekes. Specifiek formuleren enkele partijen ook het voorstel om een belastingsschijf te schrappen. Sommigen willen de 40% schijf schrappen, anderen zoals de N-VA de 45% schijf.
Het lijkt mij persoonlijk logisch dat we kiezen voor een maatregel waar bij uitstek de middenklasse van kan genieten. De taxshift beloonde terecht de lagere inkomens, om de incentive om een job te zoeken groter te maken. Nu moeten we de middenklasse sterker ondersteunen. Ook om het draagvlak voor onze sociale zekerheid te versterken.
(3) Er is heel wat te doen geweest rond de stijging van de Roerende voorheffing. Die kwam er in de marge van de taxshift. Ik merk op dat enkele partijen er nu uitdrukkelijk voor pleiten om die terug naar beneden bij te stellen. N-VA bij uitstek.
3.1.2. Arbeidskosten
Niet alleen de belastingen zouden moeten dalen, dat geldt ook voor de arbeidskosten. Elke ondernemer weet dat een groot deel van uw kostenstructuur wordt bepaald door arbeidskosten. Om die te verlagen hebben we een ganse reeks maatregelen genomen op Vlaams en Federaal niveau
Eerst Vlaams: Om de loonkost te drukken, heeft Vlaanderen de doelgroepkorting ingevoerd voor onder meer laag- en middengeschoolde jongeren. Deze RSZ-korting is een belangrijke ondersteuning voor de horeca. Precies omdat er in uw sector een groot aantal jongeren is tewerkgesteld.
Naast jongeren onder de 25 jaar vermindert Vlaanderen doelgericht ook de loonkost van 55- en 60-plussers. Werkgevers die deze minder jongere werknemers in dienst nemen, krijgen ook een fikse korting op hun bijdrage aan de sociale zekerheid (RSZ). In totaal zijn de Vlaamse doelgroepverminderingen van toepassing op 10,7% van de werknemers in de horeca.
Ook federaal werden inspanningen geleverd, specifiek opnieuw met de taxshift en andere. Vast personeel mag nu bijvoorbeeld tot 360 overuren presteren. Als werkgever betaalt u hierop géén RSZ en géén toeslag. En voor uw medewerkers geldt: bruto = netto. Zij hoeven op die overuren geen belastingen en geen sociale-zekerheidsbijdragen te betalen. Toch bouwen ze rechten op voor de sociale zekerheid.
Voortaan mag een totaal van 200 dagen gelegenheids-werknemers aan het werk worden gezet. Voorheen was dit slechts honderd dagen. Het wordt dus makkelijker én goedkoper om personeel in te zetten voor korte periodes.
En ook werken met studenten wordt makkelijker. In de toekomst zal een student 400 uur per jaar mogen werken zonder sociale bijdragen te betalen op zijn loon. Ook als die uren verspreid zijn over meer dan 50 arbeidsdagen, wat vandaag nog de limiet was.
Tegelijk geldt ook hier: meer is nodig.
(1) Over de loonkosten. We hebben de achterstand weggewerkt die we sinds 1996 hadden opgebouwd. En je ziet echt dat dat effect heeft: Meer dan 200.000 jobs gecreëerd. We kunnen daardoor vandaag beter concurreren met onze buurlanden, maar nog niet genoeg. Ook de historische achterstand die we voor 1996 hadden opgebouwd, moeten we nu verder afbreken
(2) Heel specifiek verdienen de flexi-jobs onze aandacht. Enkele partijen, zoals Groen, geven aan dat ze die willen afschaffen.Het was vanochtend onder andere in het nieuws. Andere partijen, zoals N-VA, zijn in tegenstelling vragende partij om het systeem uit te breiden. Zij vragen dat het systeem niet langer beperkt zou zijn tot specifieke sectoren, maar voor alle werkgevers zou worden opengesteld.
Ik laat aan u de keuze. Wij hebben onze keuze gemaakt.
3.1.3. Operationele kosten
Niet alleen de belastingen en de arbeidskosten moeten dalen, ook de operationele kosten moeten naar beneden. Opnieuw, er zijn inspanningen geleverd:
Zo biedt het Vlaamse Xenia project, dat is een online horecaplatform, diensten en oplossingen op maat aan. Zo willen we de horeca-ondernemer helpen ont-zorgen en professionaliseren. Xenia zet maximaal in op de digitale transformatie in alle domeinen van het dagelijks beheer van het bedrijf. Daarnaast hebben we ook de opstart van het digitaal horeca-vergunningsloket ondersteund met het Vlaams Agentschap Innoveren en Ondernemen (VLAIO). Er is gezorgd voor een eenvoudigere aanwezigheidsregistratie, snellere administratieve procedures en minder administratieve lasten. Zo krijgt ondernemers de handen vrij om bezig te zijn met wat er echt toe doet: het runnen van een succesvolle horecazaak.
Tegelijk blijven we vaststellen dat nog te veel ondernemers afhaken door de administratieve rompslomp. Ook horeca-uitbaters hebben hiermee te kampen. Onder meer op het vlak van vergunningsprocedures. Het zou daarom verstandig zijn te kijken of we de aanvraagprocedure nog verder kunnen vereenvoudigen. Waarbij verschillende vergunningen bijvoorbeeld via één online portaal kunnen aangevraagd worden. Radicaal digitaal, en vooral: minder administratieve rompslomp.
Naast de fiscale kosten, sociale lasten en operationele kosten, zijn er ook nog een ganse reeks andere kosten.
3.1.4. Energiekosten en de mobiliteitskosten
Om de energiekosten te drukken, heeft de Vlaamse overheid vorig jaar met Horeca Vlaanderen de eerste sectorale energiebeleidsovereenkomst of ‘mini-EBO’ gelanceerd. Het Vlaams Energie-agentschap geeft aan Horeca Vlaanderen middelen om in twee jaar tijd 1.000 horecazaken te begeleiden naar een betere energie-efficiëntie.
Tegelijk voelt iedereen aan dat dit thema, energie, en het mobiliteitsthema dé politieke hangijzers worden van de volgende regeringen. Ik nodig iedereen graag uit hierover het media-debat te volgen. Over subsidies voor nieuwe gascentrales, het al dan niet afschaffen van bedrijfswagens en tankkaarten, enzovoort.
3.2. NOOD AAN STERKER ONDERWIJS & NOOD AAN EEN VERSTERKTE ARBEIDSMARKT
De tweede doelstelling van het horecabeleidsplan is om de positie te versterken op de arbeidsmarkt. Dat kunnen we doen door vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen.
Het is een goede zaak dat meer dan 5.300 jongeren een horeca-gerelateerde opleiding volgen in het voltijds secundair onderwijs. De horecasector biedt ook heel wat kansen voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt, zoals laaggeschoolden. Daarom investeren we heel wat middelen in werkplek-leren als vast onderdeel van alle horecaopleidingen van de VDAB.
Toch blijft de sector kampen met knelpuntvacatures. Het geïntegreerd duaal stelsel, van leren en werken moet die vacatures mee helpen invullen. Duaal leren biedt perspectief zowel voor jongeren die vanaf hun vijftiende een stiel willen leren op de arbeidsplaats als voor bedrijven die op zoek zijn naar zulke gekwalificeerde jongeren.
Ik ben dan ook erg blij dat in de horecasector al 6 scholen in 6 richtingen gebruik maken van deze mogelijkheid . En dat dat ook het geval is in 31 bedrijven. Doordat jongeren hun vaardigheden voor het grootste deel in een bedrijf verwerven, zullen ze beter voorbereid zijn op hun intrede op de arbeidsmarkt. Ik wil alle horecaondernemers oproepen om van het duaal leerstelsel maximaal gebruik te maken.
Intussen blijven we investeren in ons kwaliteitsvol beroepsonderwijs horeca en voeding. Want toeristische professionaliteit, daar draait het om, gaat het over. Die professionaliteit moeten we elke dag blijven verbeteren, de kwaliteit van de horeca-activiteiten blijven verhogen
En dus, ik herhaal het graag, is er nood aan vorming, opleiding en bijscholing. Die vind je binnen de horeca zelf, de hotelscholen, Horeca Vorming, Horeca Academie en de chefs of vakmannen zelf uiteraard.
Ik wil hierover vandaag graag een nieuw voorstel lanceren. We hebben schitterende hotelscholen in West-Vlaanderen. U kent ze allemaal. Tegelijk is er aan de kust ruimte voor de verdere uitbouw van hoger onderwijs. En net omdat we al zoveel expertise hebben in onze Hotelscholen, is er bij ons specifiek ruimte voor het inrichten van een culinaire hogeschool, een zogenaamde graduaatsopleiding (HBO5) horeca en gastronomie. Dit onderwijs situeert zich tussen het secundair onderwijs en een bacheloropleiding. Wie afstudeert, behaalt het diploma van gegradueerde. De praktijk leert dat er op de arbeidsmarkt alvast veel vraag is naar mensen met een soortgelijk diploma.
Tenslotte kom ik bij de 3de doelstelling van het horecabeleidsplan:
3.3 ONDERNEMERSCHAP BEVORDEREN
Hoe kunnen we gezond ondernemerschap nog meer ondersteunen en stimuleren? Ik denk dat het in de eerste plaats belangrijk is dat we het bestaande begeleidingsaanbod nog beter bekend maken bij ondernemers. En we hebben begeleiding voor de verschillende levensfasen van een onderneming.
Zeker de startersbegeleiding komt als geroepen. Het aantal beginnende ondernemers in de horeca blijft erg hoog, maar de helft van al deze starters bestaat na 5 niet meer. Het is dus van groot belang dat ondernemers die een horecazaak starten, dat die van bij het begin goed beseffen wat nodig is om een zaak rendabel te maken én dat ze goed op de hoogte zijn van alle regels, voorschriften en financieringsmogelijkheden.
Horeca Vlaanderen organiseert daarom in samenwerking met VLAIO en Toerisme Vlaanderen studie- en opleidingsdagen. Als horecaondernemer kunt u ook een beroep doen op de Vlaamse kmo-portefeuille. Met de kmo-portefeuille voor opleiding en advies kiest u als bedrijf zelf waar u op inzet: opleiding, personeelsadvies of innovatie. Ondernemingen tot 50 medewerkers krijgen voor externe adviesverlening 40% subsidies met een maximum van 10.000 euro. Maak er maximaal gebruik van.
3.4. EEN EERLIJK SPEELVELD
Een gelijk speelveld, zowel op fiscaal als reglementair vlak is ons uitgangspunt. Oneerlijke concurrentie en oneerlijke handelspraktijken moeten eruit. De valsspelers moeten we uit de markt drijven, zodat de bonafide ondernemers zo betere zaken kunnen doen. Dat is het algemene principe. Maar we weten allemaal, dat dit in de praktijk met wat wrikken en scheuren wordt ingevoerd.
Haalt u meer dan tien procent van uw omzet uit voeding, dan werkt u ongetwijfeld met de ‘witte kassa’
Zeker in het begin heel erg verguisd, maar de bedoeling is wel om te zorgen voor een eerlijkere concurrentie in de sector. Zijn we er? Neen. Niet iedereen speelt het spel even eerlijk. Nog altijd niet. En niet elke regio in dit land levert gelijke inspanningen. En dat is eigenlijk niet netjes.
Waar wij wel op gehamerd hebben bij de invoering van de witte kassa, is dat er (3.4.1) compenserende maatregelen zouden komen en (3.4.2) dat we een hartig woordje wilden praten over de werking van de inspectiediensten
3.4.1. Compenserende maatregelen
Ter compensatie van de witte kassa, kwam er een pakken aan maatregelen. Meer flexibiliteit staat daarbij centraal.
Flexijobs is uiteraard het belangrijkste voorbeeld. Wie boven op zijn loon of pensioen onbelast en onbeperkt wil bijverdienen, kan dat sinds 1 december 2015 met een flexi-job. Voorwaarde is wel dat de werknemer minstens vier vijfde werkt bij een andere werkgever of gepensioneerd is. Als werkgever betaal je op het loon alleen een RSZ-bijdrage van 25%. Resultaat is dat vorig jaar 36.000 flexi-jobbers bijklusten in de horeca.
Ik had het daarnet al over de plannen die verschillende partijen hebben met de flexi-jobs. Afschaffen, of integendeel uitbreiden. Naast de flexi-jobs, en daar had ik het daarnet ook al over, kwam er mogelijkheid te werken met meer en goedkopere overuren, met opbouw van sociale rechten.
En ook meer dagen gelegenheidsarbeid. Werken met studenten wordt ook makkelijker. Ook werd de vennootschapsbelasting verlaagd naar 20% voor kmo’s.
Al deze maatregelen moeten het makkelijker maken om te kunnen omgaan met de piekmomenten die zo typisch zijn voor uw sector.
3.4.2. Inspectiediensten
Maar het kan natuurlijk allemaal nog beter. Vooral over de inspectiediensten wil ik nog wat toevoegen. Het is stukken beter, meer dan vroeger zijn de controles vandaag gericht op uitschieters, ze zijn ook wat meer aangekondigd en hebben meer een focus op het heden niet het verleden voorafgaand aan de witte kassa.
Maar we zijn er nog niet. Inspectiediensten moeten nog meer als partner optreden.
Onderneem je ter goeder trouw, dan moet je eerst geïnformeerd worden, en dan pas gesanctioneerd. Om de overlast voor ondernemers te beperken, moet er bovendien werk worden gemaakt van een geïntegreerde inspectiedienst. Zodat u niet om de haverslag een andere dienst over de vloer krijgt en u teveel tijd verliest. Administratieve rompslomp moet dus nog minder. Zeker ook op het vlak van vergunningsprocedures.
4. CONCLUSIE
De ambitie moet nog hoger. De lat nog hoger.
Ik ben er echt van overtuigd dat we Vlaanderen nog meer op de kaart kunnen en moeten zetten als een bestemming met een kwaliteitsvolle horeca. Een doorgedreven regiobranding en imagovorming profileren Vlaanderen nog meer als een absolute kwaliteitsbestemming. In samenwerking met lokale partners zetten we ook in op dat lokaal ambassadeurschap.
Daarom moeten we de horecasector beleidsmatig blijven ondersteunen waar dat mogelijk is.
Want laat dat duidelijk zijn: De overheid is geen ondernemer. Wat de overheid wel kan doen, is de voorwaarden scheppen waarin een aantrekkelijke, kwaliteitsvolle en ondernemende horeca kan gedijen. Aantrekkelijke producten maken en uitstekende diensten verlenen, dat komt van onze horeca-zaken en van hun getalenteerde en gemotiveerde werknemers.
Ondernemen en werkgelegenheid creëren, daar zorgen onze ondernemers voor. Ik wens hen daarbij alle succes.